Een ochtend in de nazomer. De koeien zijn uit de nachtwei naar de stal gekomen om te worden gemolken. De nachten zijn vochtig, de dagen nog warm en daardoor ligt er ’s morgens een witte mistlaag over de landerijen.
Ik wandel nog even de wei in, want achterin is een vaars pas bevallen van een kalfje. Het vaarsje is een kleine, zwarte koe (gisteren nog pink), mooi rond en gespierd. Ze staat te grazen en ik zie het kopje van een kalf in de verte boven het gras uitsteken. Het ligt vlak voor haar. Ik ga op een mooie afstand op mijn jas zitten. Hier kan ik ze bekijken zonder dat ik me in hun contact meng. Het kalfje probeert op te staan, maar de moeder richt haar hoorns op haar. Dit gaat een tijdje zo door. Ik praat met ze, want het koetje loeit mijn kant op. Het kalfje staat er nu bij maar de moeder wil het omduwen. Ze weet niet goed wat ze met dit kleine diertje moet. Ze kijkt ook achterom, naar haar achterlijf waar de nageboorte nog naar buiten moet komen. Als ze het kalf nu laat drinken zal haar baarmoeder verkrampen zodat de nageboorte ook wordt losgelaten. Wat een prachtig systeem van het lichaam. Wij kunnen dit als mensen niet evenaren met al onze techniek en gedachten.
Maar het kalfje kan met haar neus de tepel niet vinden. Ik mag van de koe dichtbij komen en het kalfje wil graag zuigen aan mijn vinger. Nu moet ik het niet weglokken bij de moeder. Daarom melk ik het koetje een beetje uit aan een tepel. Prachtige volle biest komt eruit. Het kalf staat nog te ver weg en pakt niet goed die tepel. Ik smeer het snuitje een beetje met de melk in. Uiteindelijk lukt het me: het kalf heeft de tepel nu goed te pakken en zuigt zelf de melk op. Alles ok, ik kan vertrekken. Wat een mooi begin van de dag. De volgende morgen komen moeder en kind samen mee naar de stal. Ze zijn helemaal op elkaar ingespeeld.