Door mijn broer voor mij geschreven, ongeveer december 1977. In die tijd kon het verhaal nog zo eindigen. Daarom geeft het hoop voor wie vrij wil zijn. Het is vele malen zinvoller te genieten van kunst, toewijding, liefdevolle toewijding dan je hart te vullen met lelijkheid die je wordt opgedrongen in de vorm van geweld, dwang en leegheid. Ik geef daarom geen credits aan de instanties die ons bedrijf graag ‘volgens de regels of wetten’ kapotmaken. Ons hart is vrij, dat krijgen ze niet.
Zo was er eens een tijd dat alle dingen hun plaats niet meer hadden en de mensen nergens meer woonden. Ze trokken van de ene plek naar de andere en leefden heel gelukkig met de mensen die ze tegenkwamen op hun weg. En ze dansten en zongen.
Er was zoveel te halen op de wereld en er waren goede zaken te doen, zoals het alle tijden geweest was.
Maar nu was het anders. Nu hadden de mensen uitgevonden dat als ze helemaal nergens meer speciaal om gaven, ze nog makkelijker zaken konden doen. Hoe minder ze met hun gevoelens rekening hielden hoe makkelijker het was om te handelen. Het kwam er maar opaan hoe je er tegenaan keek. Liefde kon je ook zien als een behoefte die bevredigd moet worden en als je dat tegenhield om bepaalde zaken te doen, dan moest je de liefde maar afschaffen. Zo begon het. En de mensen begonnen vol energie met de nieuwe kennis aan de slag te gaan. En naarmate de tijd verstreek veranderde alles. Ze leerden hoe ze de natuur konden aanwenden voor eigen bate en ze leerden machines maken die met een druk op de knop uit zand en olie radio’s maakten. En de machines werden beter en beter naarmate de mensen ermee leerden omgaan. Ze konden meer en meer. Op een goede dag vonden ze een machine uit die zelf machines kon bedenken. En toen ging het nog veel sneller. Die ene machine kon in een half uur het werk doen waar tien mensen hun hele leven aan zouden besteden. Zo konden ze dingen doen die niemand ooit had gekund. Tenslotte vlogen de mensen naar de maan, dankzij die machines.
Maar omdat niets gaat zonder dat er energie aan besteed wordt, had die enorme toename van machines enorme gevolgen voor de hele aarde. alle bomen werden zowat omgezaagd, overal werden enorme gaten in de aarde gegraven. En alle vloeistoffen en grond werden in de machines gestopt voor de productie. Maar het ging nog veel verder. Omdat de mensen zo met machines bezig waren werden de natuur, de planten en de dieren en alle andere levende organismen min of meer vergeten. En omdat levenden doodgaan als ze worden vergeten, ging de hele aarde langzaamaan dood, zonder dat de mensen daar echt erg in hadden. Ze stierven zelf eigenlijk ook steeds meer. Telkens als ze weer een nieuwe machine hadden bedacht ging er weer iets bij hen dood. Want de machines aten eigenlijk de mensen op zonder dat ze het zelf wisten.
De mensen merkten wel veranderingen bij zichzelf, maar zeiden: “Ach, die kleinigheden, die moeten we maar voor de vooruitgang over hebben. We hebben het toch beter alles bij elkaar genomen?” Dus letten ze er niet verder op. En langzaam gingen de mensen dood. Ze veranderden zelf steeds meer in machines. En de hele omgeving waarin ze leefden veranderde mee. Alles wat ze maar konden bedenken hadden ze bedacht en gemaakt. En op andere delen van de aarde, waar ook mensen woonden, maar andere: ze zagen er anders uit, ze hadden andere gewoonten en andere levensomstandigheden; daar was bijna niets, daar werd alles juist weggehaald wat de machines nodig hadden. En zo stierven daar duizenden mensen van pure ellende, opgevoerd aan de machines. En zo aten de machines alle mensen op. Diegenen die ze niet kenden werden aan hun lot overgelaten, om te verhongeren. En diegenen die ze dienden, de witte mens, die werden opgeslokt met ziel en al. Dit ging zo jarenlang door. Tot alles zover was gegaan dat zelfs de machines begonnen te vertellen dat het einde van alle leven in zich was gekomen. Het weer was zelfs anders geworden, de zeeën waren aan het sterven en het land was veranderd in een zanderige droge vlakte ofwel in een rottend dood moeras waar alleen nog met een hele hoop kunstgrepen wat op wilde groeien. En de lucht, die was zo vies geworden, daar kon zelfs een fijne machine niet meer in werken. Dus toen begon het er wel een beetje somber uit te zien. En toen gebeurde het…
Toen gebeurden er rare dingen. Plotseling kregen de mensen in de witte wereld ondanks hun verstand en macht de regelrechte bibbers. Misschien was wit wel eigenlijk zwart en hadden ze jarenlang op een dwaalspoor gezeten. Ze kregen een knagend onrustig gevoel van binnen, waar ze niets van begrepen. Misschien was het allemaal wel te ver gegaan. En ze begonnen allemaal op elkaar te schelden en elkaar de schuld te geven van alle ellende en de hele wereld raakte in de war. En binnen de kortste keren begonnen de mensen heel bang te worden en daarom werden ze heel boos en ze begonnen om niks te vechten en gewoon maar een zondebok te zoeken, die ze de schuld van dat knagende gevoel in hun buik konden geven. Maar dat gevoel werd er niet minder door, want diep in hun binnenste wisten ze dat ze zelf de schuld waren met zijn allen. Ze hadden zelf immers ook meegedaan aan de machine aanbidding en vertroeteling. Dus liepen ze ongelukkig rond en boos en bang te wezen met hun knagende gevoel. En ze gingen drinken en andere manieren zoeken om hun nare buik stil te krijgen. Maar niets hielp. Maar daardoor gebeurde er toch wat leuks. Door dat onrustige begonnen de mensen de machines te verwaarlozen en andere dingen te doen. Ze ontmoeten andere vrienden in de kroegen en ontdekten dat je nog een heleboel andere dingen kon doen dan de machine vereren. Dat je alle regels en hulpmiddelen die ze hadden geleerd als onmisbaar om te leven best aan de kant kon zetten en zonder ze veel vrolijker kon zijn.
Die mensen werden nieuwsgierig naar alle onbekende dingen en ervaringen die er waren om mee te spelen. En ze ontdekten dat ze bezig waren te ontdekken hoe vast ze hadden gezeten aan de religie van de machine. Zo werden ze steeds vrolijker en sterker. Ze leerden op hun eigen kracht te vertrouwen en lieten zich steeds minder imponeren door gezag en regels. Ze gingen spelen en zelf bepalen waar ze om gaven en wat ze wilden doen. En ze trokken zich nergens meer wat van aan en noemden zich de zigeuners of indianen van het westen. Veel van wat ze ondernamen werd in het begin een puinhoop omdat ze alles zelf moesten uitzoeken en leren. En de andere mensen begonnen hen de schuld te geven van dat het met de economie zo slecht ging of dat hun sokken stonken of dat ze geen manieren hadden of wat dan ook maar, alles mocht. En ze maakten van die vrijbuiters de zondebok voor de enorme ellende die ze allemaal voelden in zichzelf en waar ze heel bang van waren. Maar die vrijbuiters lachten hun vierkant uit en ze gingen gewoon door en zeiden: “Doe maar met ons mee, dan weet je wat je mist. Wees niet bang, het is juist veel leuker om op avontuur te gaan dan de hele dag hetzelfde te doen in die fabrieken waar je 3 keer per dag tien minuten mag pauzeren om te eten en te plassen en waar je elkaar niet eens kan verstaan. Of de hele dag op kantoor stomme brieven zitten typen, terwijl het buiten mooi weer is en de zon is nog steeds gratis net als de wind en het gras en de lucht. Laat al die fabrieken en machines maar barsten. Wij gaan uit kamperen en zijn al met heel weinig tevreden en zie maar wat jullie doen, we wensen jullie in ieder geval het beste toe van wat we ons kunnen indenken.”
En ze vertrokken van alle plaatsen in de wereld, op reis.
Wel credits aan Marijn Poels, voor de plaatjes uit zijn film Headwind 21′ die hij gratis beschikbaar heeft gesteld op zijn website. Degenen die durven zich in te zetten op deze manier, zijn onze helden. Steun ze.